Deelnemers zijn de personen die deelnemen aan een pensioenregeling en die op grond daarvan aanspraken op ouderdomspensioen verwerven. Zo'n pensioenregeling kan worden uitgevoerd door een pensioenfonds of een levensverzekeringsmaatschappij.
Een vorm van (vervroegde) pensionering, waarbij de werknemer voor een gedeelte de werkzaamheid staat onder gelijktijdige ingang van een gedeelte van het pensioen en voor een gedeelte werkzaam blijft en pensioen blijft opbouwen.
De dekkingsgraad is een (globale) indicator voor de vermogenspositie van een pensioenfonds: hierbij wordt de actuele waarde van de beleggingen gedeeld door de contante waarde van de verplichtingen.
Situatie dat de middelen van het pensioenfonds lager zijn dan de voorziening pensioenverplichtingen, vermeerderd met het minimaal vereist eigen vermogen.
Kortlopende lening aan financiële instellingen met een vaste looptijd en een van tevoren vastgelegd rentepercentage.
Beleggingen waarvan de waarde is afgeleid van de waarde van een andere (onderliggende) waarde, zoals een aandeel of een obligatie. Voorbeelden zijn opties en futures.
Rechtstreekse beleggingen in bijvoorbeeld ‘individuele’ effecten of gebouwen.
Opbrengsten uit beleggingen zoals interest (rente), dividenden, huren en dergelijke.
Het gedeelte van de winst dat door een bedrijf wordt uitgekeerd aan haar aandeelhouders.
De Nederlandsche Bank, wettelijk toezichthouder.
Premieheffing waarbij een procentuele bijdrage van de opbouwgrondslag wordt geheven. De bijdrage wordt solidair vastgesteld, onafhankelijk van leeftijd, geslacht en burgerlijke staat.